Nauta Dutilh Advocaten
T.a.v. mr. R. Hermans
Postbus 7113
1007 WV Amsterdam
ir. J.C.A. Wevers
email: johanw@vulcan.xs4all.nl
Roermond, 11 juni 1998
Geachte heer Hermans,
Naar aanleiding van Uw fax aan de heer Bregonje het volgende.
Ten eerste is mij niet bekend dat Uw cliënt, CST, auteursrechten zou hebben op de door U opgenoemde stukken. Ik kan de naam CST nergens terugvinden in genoemde stukken, en daar Uw cliënt bekend staat als iemand die claims gewoonlijk zwaar overdrijft danwel volkomen uit haar duim zuigt zie ik geen enkele reden om U op Uw woord te geloven in deze zaak.
Ten tweede heeft Uw cliënt niet ``onlangs'' geconstateerd dat deze stukken op mijn homepage staan maar wist zij dat al eerder. Ik ken iemand die al door Uw cliënt lastig gevallen is omdat hij een link naar deze stukken aangebracht had. In het licht hiervan lijkt mij Uw stelling dat er voor Uw cliënt een korte termijn belang is onjuist.
Als Uw cliënt er een probleem van maakt dat de werken niet legaal gepubliceerd zouden zijn, kan U mededelen dat ik reeds voorbereidingen getroffen heb om betreffende documenten op te sturen naar het Zweedse parlement, dat, zoals U wellicht bekend is, ze daarna voor iedere geëïnteresseerde zal copiëeren op grond van de Zweedse versie van de wet Openbaarheid van Bestuur, zoals ook met de zogenaamde NOTs gebeurt. Ik vertrouw erop hiermee dit bezwaar spoedig weg te nemen.
Wat betreft Uw eisen: kortweg, die slaan nergens op. Ik heb geen enkel bewijs van Uw cliënts auteursrecht en zal niets verwijderen voordat ik dit heb. Ik heb verder geen enkele invloed op de inhoud van websites waarheen ik een hyperlink leg dus de eis hiervan informatie te verwijderen is ronduit belachelijk. Verder behoud ik mij het recht voor hyperlinks te leggen naar welke site ik ook maar wil. Als Uw cliënt dit wil bestrijden kan zij maar beter meteen dagen.
Verder wil ik U erop wijzen dat enkele van deze documenten bij het Guardians Office, een van de vele subgroepen van de Scientology sekte, in beslag genomen zijn door de Amerikaanse FBI. Een rechter in de Verenigde Staten heeft bepaald dat deze documenten door derden verspreid mogen worden (Uw cliënt is vast en zeker "vergeten" U dit te vertellen). Zie UNITED STATES of America v. Mary Sue HUBBARD, et al. 1982, District of Columbia Circuit, No. 82-1693.
Verder zou ik U willen vragen of U de desbetreffende stukken zelf doorgelezen hebt. Indien dit het geval is zult U zeker begrijpen dat een eventuele rechtszaak een behoorlijke hoeveelheid negatieve publiciteit voor Uw cliënt tot gevolg zal hebben.
Tenslotte, nu ik U toch schrijf, wil ik U nog mededelen dat Uw cliënt in een rechtszaak in de Verenigde Staten tegen Grady Ward verklaringen afgelegd heeft over Uw kantoorgenote mevrouw Pelkmans.
Uw cliënt heeft beweerd dat mevrouw Pelkmans, in een persoonlijk onderhoud dat ik had met de heer McShane en mevrouw Rijnvis, vertegenwoordigers van Uw cliëent, en mevrouw Pelkmans in Roermond op 18 september 1996, opgevangen en later bevestigd zou hebben dat ik ontkend heb de persoon te zijn die de NOTs documenten als eerste gepost heb, terwijl ik in deze rechtszaak een beëdigde verklaring met tegengestelde inhoud ingediend heb. Dat ik dit beweerd zou hebben is pertinent onjuist, en het is mogelijk dat Uw kantooorgenote hierdoor in een meineed zaak betrokken raakt. Uiteraard kan e.e.a. zijn weerslag hebben op de reputatie van Uw kantoor. Ik verzoek U Uw cliënt aan te manen voortaan toch iets nauwkeuriger met de waarheid om te springen.
In afwachting van Uw antwoord teken ik,
ir. J.C.A. Wevers.